Haagsch Kindercomité
Gealarmeerd door de Duitse Jodenvervolging richten Bep en Gerard Boon in 1938 een Haagse afdeling op van het Comité voor Joodsche Vluchtelingen, dat sinds 1933 uitreisvisa en verblijfsvergunningen voor door de nazi’s vervolgde Joden regelt. Omdat ze vooral kinderen helpen, staat de groep snel bekend als Haagsch Kindercomité. Tussen 1938 en mei 1940 haalt dit comité circa 1600 Joodse kinderen uit Oostenrijk naar Den Haag. Zelf stelt de familie Boons hun Scheveningse woning open voor gevluchte Joodse intellectuelen.
Ontmoeting familie Maduro
In mei 1940 vluchtten Bep en Gerard samen met hun zoon Dick naar Engeland – als de nazi’s hen op 17 mei in Scheveningen komen arresteren, treffen ze een leeg huis aan. Het gezin verblijft tot mei 1945 afwisselend in Londen, Canada en de Verenigde Staten. Daar raken ze onder meer bevriend met Joshua en Rebecca Maduro.
Nederlands Studenten Sanatorium
Terug in Nederland raakt Bep betrokken bij het Nederlands Studenten Sanatorium (NSS). Een ziekenhuis in Laren waar studenten met tuberculose hun studie kunnen voortzetten, onder meer door bandopnamen van colleges te beluisteren. Omdat vooral de nazorg kostbaar blijkt, gaat ze op zoek naar een verdienmodel voor het sanatorium. Ze herinnert zich in 1946 in het Engelse Beaconsfield een originele oplossing te hebben gezien voor een soortgelijk probleem. Een plaatselijke accountant heeft in zijn tuin een van de grootste miniatuurspoorbanen van Europa aangelegd, compleet met beplanting en bebouwing, waar drommen dagjesmensen op afkwamen. De netto-opbrengst komt ten goede aan de noodlijdende ziekenhuizen in Londen.
Miniatuurstad Madurodam
In maart 1950 brengt Bep op een bestuursvergadering van het NSS in om dit Engelse verdienmodel in Nederland na te volgen met de bouw van een ‘miniatuurstad’. Het startkapitaal wordt op haar verzoek beschikbaar gesteld door het echtpaar Maduro. Zij willen graag een herdenkingsmonument voor hun in gevangenschap overleden zoon George oprichten. De miniatuurstad Madurodam is naar hem genoemd en daarmee een eerbetoon aan George, oorlogsheld en verzetsheld. Indachtig de zin die hij schrijft in één van de laatste brieven aan zijn ouders: ‘Laat de herinnering aan mij uw trots zijn.’